Aanvang van de stad

 Het oude Naarden, ooit, althans volgens de overlevering, door keizer Otto de Grote gesticht of tot stad verheven, lag ten noordwesten van het huidige Naarden, ongeveer tussen het huidige Naarden en Huizen. Echter, iop 15 mei 1350 werd de plaats verwoest; deze vernietiging van de stad werd wel beschouwd als voorspel van de twisten der Hoeken en Kabeljauwen. 

De inwoners van Naarden kregen nu toestemming van de Graaf tot het bouwen van een nieuwe stad. Dat diende op een andere lokatie te geschieden omdat de oude plaats steeds gevaarlijker werd doordat de Zuiderzee deze plek meer en meer ging bedreigen. 

Aldus geschiedde: men koos een plek uit, bepaalde de lokatie voor kerk, markt en richting van vier ruime hoofdstraten. Na vijf jaar was de omwalling voltooid en had men bovendien een stadsmuur, vesten, burgwal, bolwerken en estaketten van hoge wallen, met wijngaarden beplant, aangelegd. 

Naarden wordt een vesting

Bekend is dat Naarden in deze tijd, voor de toenmalige stand der krijgswetenschap, een zeer sterk verdedigingswerk was. Het onderhoud der werken kwam grotendeels ten laste van de stad zelf maar bij buitengewone schade, zoals het instorten van grote delen van de muur, dienden de omliggende dorpen bij te springen. 

In ruil voor deze steun was het de inwoners van deze nederzettingen toegestaan bij gevaar een toevlucht binnen de poorten van de stad Naarden te zoeken. Het was verboden binnen vijfhonderd voet afstand van de vesten te bouwen en deze ruimte werd gebruikt voor de aanleg van beplanting met kersenbomen. 

Aldus werd Naarden een vesting, op dezelfde wijze als het oude Naarden dit ooit geweest was. Dat was mede om te voldoen aan wat er aan het einde van "Privilegie tot herbouw" geschreven was: "dat 's Graven landen met deze veste wel gesloten waren."

Start van de strijd

Nauwelijks was de vesting gereed of zij moest reeds in stelling worden gebracht. In 1356 ontstond een oorlog tussen Holland en het Sticht. Naarden was de grondslag der krijgstoerustingen van Holland. Heer Gijsbert van Nijenrode trok, op last van de Graaf, met een grote troep Naarders en dorpelingen uit 't Gooi en omstreken naar Soest. Aldaar werd een schans overmeesterd en het dorp en slot in brand gestoken. 

Van Nijenrode en zijn manschappen werden echter op hun tocht tegengehouden door de Stichtenaren, die, onder leiding van maarschalk Otto van Laer, gesteund werden door inwoners van Amersfoort. Uiteindelijk wonnen de Hollanders de strijd maar de aanvoerders van beide partijen stierven. 

Heer Otto van Laer sneuvelde en 36 Amersfoortse burgers met hem. Van Laer was al bij aanvang van het gevecht zwaar gewond geraakt en al stervend door Gooiers op pieken uit het gevecht weggedragen en naar Naarden gevoerd. 

Intussen groeide en bloeide de stad Naarden en waren haar lakenweverijen overal bekend. Naarden bezat bovendien het stapelrecht van de vis langs de kusten van de Zuiderzee van Muiden tot Kampen. 

Verrassing van de Stichtsen van Naarden (1481)

In 1481 waren Holland en Utrecht weer in oorlog met elkaar. In Naarden waren in de nacht voor 9 december 1481 veel burgers afwezig omdat zij naar de markt in Deventer waren afgereisd vanwege de Markt. Aldaar werden door de Naardense lakenweverijen wol en andere benodigdheden ingekocht. 

Diep in de nacht trok een troep van ongeveer 600 mannen van Utrecht en Amersfoort tot vlak voor Naarden, waar zij zich schuil hielden in de boomgaarden. Drie mannen verkleedden zich als vrouw, alsof zij in die positie naar de markt wilden gaan om eieren en boter te verkopen. Het drietal en een echte vrouw gingen naar de poort, waar zij naar de poortwachter vroegen. Deze ontsloot nietsvermoedend de deur, waarop de verklede mannen naar binnen drongen, de wachter doodstaken en met hun makkers de stad binnenrukten. 

Moordend en plunderend trok de troep door de stad. Zelfs de Grote Kerk was niet heilig voor hun vernielingen en moordzucht, waar zij enige mensen van het leven beroofden en het Godshuis uiteindelijk in brand staken. Op het vernemen van het onheil dat Naarden had getroffen trokken een troep van 5.000 man Hollanders, onder leiding van Joost van Lalaing, Stadhouder van Holland,  naar Naarden en vestigde zich daar. 

Spanjaarden moorden Naarden uit

Op 1 december 1572 werden door middel van trommelslag alle inwoners en tijdelijke bezoekers van Naarden ongewapend ontboden in de Gasthuiskerk. Dit Godhuis fungeerde indertijd als stadhuis. Bij handslag was hen genade en lijfsbehoud toegezegd.  

Echter: nauwelijks waren alle inwoners aangekomen of er ontstond een bloedige slachting, waarbij iedereen werd omgebracht, de stad geplunderd en in brand gestoken. Slechts vier burgers wisten aan de dood te ontkomen onder belofte van zwaar rantsoen. In totaal kwamen bij het stadhuis 486 mensen om, 400 anderen, die niet naar de kerk waren gekomen en in straten, huizen of in de toren van de Grote Kerk waren achtergebleven werden op die plek vermoord. 

Hun  lijken bleven gedurende negen dagen op hun plek liggen, terwijl hun huizen in vlammen opgingen.  De Gasthuiskerk onderging hetzelfde lot en werd in 1615 tot een waag verbouwd. 

Later werd deze omgebouwd tot garnizoensbakkerij, vervolgens weer tot stadswaag, daarna fungeerde het gebouw als bakkerij en graanpakhuis. Anno 2018 was er het weegschaalmuseum gevestigd. Drie gevelstenen, daterend uit de tijd dat het gebouw in gebruik was als waag, herinnert nog aan de moord op de burgers van Naarden. 

Nadat de stad volledig leeggeroofd was dwong men Gooise dorpelingen de poorten, muren en torens van de stad met de grond gelijk te maken. Bij vonnis van de landvoogd van 6 november 1573 wer de stad vervallen verklaard van alle handvesten, vrijheden en inkomsten.  Het jaar daarop waren al drie burgemeesters  maar nog geen schout of schepenen aangesteld. Al vrij snel hierna begon men met de herbouw van de stad. 

Verwaarlozing der defensie en Franse verovering

Nadat de stad Naarden was verwoest door de Spanjaarden werd als eerste het stadhuis herbouwd. In 1668 kon men het niet eens worden over de herbouw der oude vestingwerken, waardoor dit werk bleef liggen. 

De toestand was werkelijk dramatisch, alle vestingwerken bevonden zich in een deplorabele toestand: de doornen heggen waren niet aaneengesloten, de wallen zodanig vernield dat een ruiter te paard er gemakkelijk bovenop kon rijden, de borstweringen hadden geen dikte en geen hoogte,  de ingangen der burgwallen en grachten waren niet afgesloten door kettingen of bomen en er was niets waarmee men indringers kon tegenhouden. 

Intussen was het jaar 1672 aangebroken. De Republiek der Verenigde Gewesten werd aan alle kanten aangevallen en de vijand bezette inmiddels al de provincies Overijssel, Gelderland en Utrecht. Slechts Amsterdam hield nog stand. In Naarden begon men de situatie nu pas ernstig in te zien.  Op 9 juni werd Amersfoort door de Fransen ingenomen en de 10de juni verscheen een Franse afdeling voor Naarden om de stad op te eisen. 

Vele inwoners van Naarden kozen voor de vlucht. Men liet zich van de stadswallen zakken om vervolgens snel naar Muiden of Weesp te vluchten. Het zwakke garnizoen van Naarden legde de wapens neer omdat men niet bij machte was de vijand te weerstaan. Zelfs de regering nam de vlucht naar elders en liet bovendien de sleutels van de stad op de brug voor de poort liggen.  

Aldus had de stad Naarden zich zonder slag of stoot aan een kleine eenheid Franse militairen overgegeven. De inwoner van Naarden, inclusief legereenheden, liepen in paniek de ene poort uit terwijl de Fransen via de andere ingang de stad binnenkwamen. Uiteindelijk hield de vijand de stad veertien maanden bezet, na een beleg dat niet meer dan zeven dagen  geduurd had. Op 13 september 1673 heroverde stadhouder Prins Willem III Naarden, waarna de Fransen hun bevelhebber Du Pas verweten de stad te snel overgegeven te hebben. 

Du Pas werd veroordeeld tot een ultieme vernedering: men bracht hem  naar de Neude te Utrecht en leidde hem onder de galg door. Vervolgens werd zijn rapier over zijn hoofd gezwaaid, gebroken en werd hij onbevoegd verklaard ooit nog de Koning van Frankrijk onder de wapens te dienen. Hij verkreeg uiteindelijk een levenslange gevangenisstraf. 

Eindelijk begon men er in Naarden nu aan te denken de vesting te versterken. Hiertoe werd in 1683, naar men zei op last van Prins Willem III,  de indertijd bekendste vestingbouwkundige Menno baron van Coehoorn aangesteld. 

Met de aanleg van de vestingwerken verloor Naarden echter ook haar haven. Deze werd door een dam afgesloten van de Zuiderzee, waardoor er geen rechtstreeks contact meer met de zee was. Vanaf deze tijd verlegde de visserij zich naar de stad Huizen.  

f