Adriaan van Oordt


Familie en begin loopbaan

Adriaan van Oordt (Dresden, 9 februari 1865 - Bussum, 9 oktober 1910) werd geboren uit Hollandse ouders. Zij behoorden tot een dan bekende Rotterdamse bestuursfamilie. Zijn vader, Adriaan Marie van Oordt, bijvoorbeeld, was vanaf 1878-1898 burgemeester van Ermelo. 

Van Oordt reisde in 1897 naar Nederland, waar hij als ambtenaar bij de posterijen ging werken. Later concentreerde hij zich, door zijn gezondheid gedwongen, op een loopbaan als schrijver.

Hij was een bewonderaar van de Middeleeuwen en beschreef graag de krijgsdaden van de ridders van 't Sticht, Gelderland en 't Oversticht. In gezelschappen verhaalde hij vaak over bijeenkomsten van ridders, hun banketten en de toernooien.

Zijn liefde voor de Middeleeuwen was met name gericht op de plastiek, kleur en lijn van de kleding, de harnassen en banieren. Daarnaast bewonderde hij de al dan niet aanwezige "oerkracht der mensen en uitbarsting der hartstochten".

Oeuvre van Van Oordt

Van Oordt schreef derhalve twee historische romans, Irmenlo en Warmold. Om deze werken te kunnen schrijven verbleef hij enige tijd in het Museum van Middeleeuwse Kunst te Cluny. Ten einde in de stemming van de tijd te Van Oordt overlijden komen liet hij vrienden en bekenden zich in de kleding van die periode hullen.

Irmenlo bestond uit twee delen, met een lovende inleiding van Frederik van Eeden. De roman (tijd der Germanen) behandelde de tegenstelling tussen de geordende maatschappij en de vrije natuur.

Deze werd gesymboliseerd door de strijd tussen het Christendom en het heidendom. Inspiratie voor deze roman zou Van Oordt uit zijn jeugd in Ermelo gehaald hebben.

Van Oordt verbleef tussen 1899-1901, samen met zijn vrouw,  nabij Van Eedens "kolonie" Walden. Achter Walden bouwde hij een huis met werkplaats, waarin het echtpaar verbleef.

Nadat hij daar vertrokken was (omdat Van Eeden een verhouding begon met Truida Everts) leidde hij verder een eenzaam bestaan. In deze periode die tot zijn dood zou duren schreef Van Oordt Warmold (1906) en enige drama's in verzen, waarvan alleen Floris V in 1902 gepubliceerd werd. Warhold beschreef hierin de tweespalt tussen christelijke tucht en vitale drift in de periode van Floris V.

Ziekte, overlijden en grafsteen

Van Oordts langdurige ziekte (een longaandoening) begon na een tocht over de Veluwe en de omgeving van Haarlem, waar hij op zoek was naar inspiratie voor een nieuwe roman. Hij overleed in oktober 1910 op 45-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan een hartaanval, in zijn armzalige boswoning. Adriaan van Oordt grafsteen Hij liet een echtgenote achter.

Van Oordt werd op de Algemene Begraafplaats in Bussum ter ruste gelegd. In 1911 zorgde Herman Robbers ervoor dat op het graf een zandstenen monument werd geplaatst. Daarop stond de tekst: "Ter herinnering aan de dichter Adriaan van Oordt. Van zijn vrienden."

Later werd het oeuvre van Van Oordt beschouwd als de start van de neo-romantiek in de Nederlandse literatuur. Men vergeleek hem met Gustave Flaubert en Vincent van Gogh.

Met de eerste omdat hij zijn leven in dienst stelde van de literatuur, met de tweede om zijn eenvoud en intensiteit. Daarnaast zag men overeenkomsten tussen de werken van Van Oordt en die van Arthur van Schendel.

Na het overlijden van Van Oordt stond de volgende karakterisering in De Telegraaf (11 oktober 1910): "In Adriaan van Oordt is een hoogst bescheiden beminnelijke edele persoonlijkheid heengegaan, die in de kunstwereld algemeen geacht en bemind werd. Een man met een werkelijk voorname geest, zoals er weinige gevonden worden - ook onder kunstenaars helaas!"

Bibliografie

  • 1896. Irmenlo (historische roman in moderne stijl)
  • 1902. Floris V (toneelstuk, versdrama, opgevoerd in Hollandse Schouwburg door dilettanten. Dit was geen groot succes)
  • 1906. Warmold (historische roman (Middeleeuwen) in moderne stijl)
  • 1909. Edward van Gelre (toneelstuk, versdrama)
  • 1911. Nagelaten werk