Familie en vroege jaren 

Jhr. Frans Cornelis van Heurn (Den Haag, 1888 - Bussum, 6 mei 1974) was de zoon van jhr. Johan van Heurn, hoofdingenieur en directeur van de Zuid-Hollandse Electrische Spoorweg Maatschappij, en Johanna Maria Bake. Hij trouwde op 10 april 1923 met P. van der Gaag. 

Van Heurn volgde de HBS in Den Haag en ging in 1907 aan de Technische Hogeschool in Delft studeren. Gedurende zijn studententijd ontwikkelde hij diverse nevenactiviteiten. Zo was hij onder meer secretaris van het Technologisch Gezelschap (1911).

Al tijdens zijn laatste studiejaar werd hij benoemd tot assistent bij de Rijks Voorlichtingsdienst. Tot zijn taak behoorde het geven van inlichtingen inzake de rubberhandel- en nijverheid in Delft. 

In juli 1915 werd Van Heurn, onder leiding van Prof. Dr. G. van Iterson, belast met de technische leiding. Gedurende deze periode publiceerde hij diverse artikelen en verhandelingen over rubber. 

Werkzame leven in Nederlands-Indië

Van Heurn werd benoemd tot hoofd van het Algemeen Proefstation der Algemene Vereniging van Rubberplanters in Medan (Sumatra). In die functie schreef hij diverse artikelen in een groot aantal tijdschriften. 

Hij keerde in 1922 naar Nederland terug. Daar promoveerde hij tot doctor in de Technische Wetenschappen op de dissertatie "De gronden van het cultuurgebied van Sumatra's Oostkust en hun vruchtbaarheid voor cultuurgewassen".

Kort daarop schreef hij het werk "Studies betreffende de grond van Sumatra's Oostkust, zijn uiterlijk en zijn ontstaan". 

Op 22 september 1923 keerde Van Heurn naar Nederlands-Indië terug. Hij kreeg nu een andere functie, namelijk die van adviseur van de Maatschappij ter Exploitatie der Ondernemingen in Bandoeng. Deze positie nam hij over van Mr. Baron Baud. 

Van Heurn stichtte er de eerste palmoliefabriek op Java. Hij schreef een uitvoerige verhandeling over het in particuliere handen zijnde land Bolang in de Indische Gids. In dit geschrift behandelde hij de bodemgesteldheid en de grote rijkdommen van de dieren- en plantenwereld. 

Samen met Mr. P.G. van TIenhoven stichtte hij het wild- en natuurreservaat der Gajo- en Alaslanden. Intussen bleef Van Heurn publiceren, onder meer over de fossiele houtsoorten van Java en de toepassing van rubber voor bestratingen. 

Latere leven

Van Heurn trad in 1929 in dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij, chef documentatie, bij het laboratorium in Amsterdam. Voor deze firma schreef hij onder meer artikelen over de werking van rubber in asfalt. In zijn vrije tijd componeerde hij geschriften betreffende de ornithologie, bestemd voor de Jaarberichten van de Club van Nederlandse Vogelkundigen, waarvan hij bestuurslid was. 

De interesse van Van Heurn ging ook uit naar fossiele schelpen, waarover hij twee boeken het licht deed zien. De laatste jaren van zijn leven woonde hij in Bussum op de Huetlaan nummer 6. 

Van Heurn overleed in mei 1974 op 86-jarige leeftijd en werd begraven op de Oude Algemene Begraafplaats in Bussum