Inleiding

Evenals de meeste kerken in 't Gooi was ook de grootste gotische kerk in Naarden, oorspronkelijk eigendom van de katholieke kerk, tijdens de hervorming aan de protestanten toebedeeld, gewijd aan Sint Vitus.  

Bouw van de Grote Kerk

Met de bouw van de Grote Kerk in Naarden werd in 1380, dertig jaar na de herbouw van de stad, als voorspel van de Hoekse- en Kabeljauwse twisten, een begin gemaakt. De bouw van de kerk zou zestig jaar gaan duren en kwam in 1440, in gothische stijl gebouwd, gereed. Dit jaartal werd althans opgegeven door apostolisch vicaris De la Torre in diens formele verslag uit die tijd. 

De naam van de bouwmeester is niet meer bekend. De huisgewelven waren gemetseld maar het gewelf van het middenschip en van het transept werden afgewerkt in eikenhout.  Na de gereedkoming werd de kerk onder aanroeping van de heilige Vitus, patroonheilige van het Gooi, tevens titelheilige van alle kerken die na de St. Jan te Laren, werden gebouwd. 

De kerk is in latere eeuwen vele malen herbouwd.  De Grote Kerk werd in 1468 grotendeels door brand verwoest. Datzelfde jaar zegde bisschop David van Bourgondië veertig dagen aflaat toe voor hen die financieel bijdroegen om de afgebrande kerk weer te herbouwen. De brand werd beschreven en nader toegelicht in het artikel: "Copije van seekere oude memorie, gevonden in den jaere 1639  onder de papieren der kerke van Naarden", geschreven door A.N.J. Fabius

David deed echter in 1481 een inval in Naarden, waarbij de Grote Kerk mogelijk toch weer ernstige schade opliep. Er bestaan verschillende versies omtrent de schade. In de ene werd verhaald over dat de hele kerk zou zijn afgebrand, een andere sprak slechts over de besmeuring van een graflegging. De brand is waarschijnlijk gesticht door de Stichtsen bij de verrassing van Naarden. 

Op 1 december 1572, toen de Spanjaarden vrijwel de gehele bevolking van Naarden uitmoordden en de stad in brand staken, bleef de kerk echter gespaard. 

Honderd jaar later, in 1673, raakte de Grote Kerk echter wel beschadigd toen de troepen van Willem III de stad Naarden belegerden en beschoten. Indien men anno 2018 de kerk nauwkeurig bekijkt is het mogelijk de kogels in het gebouw en de toren nog te bezichtigen. 

Gewelven

In koor en schip werden houten tongewelven gebouwd, die een spitsboog als grondslag hadden. Deze gewelven en de daaronder aanwezige gebinten zijn beschilderd.  Aan de westzijde van het schip boven het orgel stond de inscriptie: "Als men M.D.C. ende XVIII gescreven sach in Mey den XX Dach Doe Wart  Dit Werc Volmaect. 

Kapitelen en andere elementen

In het westelijk gedeelte van de kerk hadden de zuilen laat-gotische bladkapitelen, waarvan er een het jaartal M-CCCC-LXXII droeg. De letters, die daarbij stonden, waren door de tijd zo vergaan dat zij niet duidelijk meer te lezen waren. 

De kapitelen in het oostelijke gedeelte vertoonden, aan het begin van de twintigste eeuw, overal moedwillige beschadiging. Zij waren met enigszins grof beeldhouwwerk versierd. Deze stelden het volgende voor: engelen met een wapenschild, een man in vijftiende-eeuwse kledij, twee leeuwen, de dubbele adelaar uit het wapenschild van Naarden, mannelijke en vrouwelijke monsters, fantastische dieren en bladwerk. 

Ten zuiden van het koor, dat in plattegrond een halve tienhoek vertoonde, lag de voormalige sacristie. Ten westen van dit vertrek was een aanbouw uit het begin van de zeventiende eeuw met trapgevel zichtbaar. 

Aan de westzijde van het gebouw bevond zich een zware stenen torenvan drie verdiepingen, waarin zich drie klokken bevonden. De grootste daarvan droeg de inscriptie: "In 't jaer MDCXXIX heeft mij meester François Simon Door Last van Burgemeesteren ende Kerckmeesteren dezer stede Naarden gegoten."  Op de andere, die ongeveer half zo groot was, las men het randschrift: "Ic heet nose en bid gode dat hi nerden wil behoden vor brand  pest ende onweren o dat si hen met gode generen" en iets lager "Steven butendiic fecit". 

De kruisgewelven der zijbeuken waren gemetseld maar het gewelf van het middenschip en van het transept waren van eikenhout. Het eerste vertoonde in enorme afmetingen de rijke kerkschilderingen, met  lijmverf op het blanke eikenhout aangebracht. 

Overige onderdelen

Aan de westzijde van het koor bevond zich het koorhek, van eikenhout vervaardigd, waarop op een der balusters het jaartal 1531 aantoonde dat dit werk tot het eerste behoorde, dat in renaissancestijl vervaardigd was. In de borstweringvullingen kwamen de wapens van Holland en Naarden voor. 

Een beeldje onder de troonhemel in de fries geplaatst droeg het opschrift: "Caritas"; de figuren in de medaillons ernaast waren Fides en Spes. De eerste droeg een hoorn des overvloeds, de tweede een kruis, een derde was gevleugeld. 

In het koor bevonden zich nog losse stukken, waarvan men dacht dat ze vroeger tot de bekroning van het hek gediend hadden, hoewel ze er niet direct op pasten.  Aan de westzijde van de kerk bevond zich het orgel en aan de zuidwestzijde een deur uit het einde van de vijftiende eeuw. Er hing ook een bord met de tien geboden, daterend uit 1603, versierd met het wapen van Naarden. Een ander bord, daterend uit 1618, is versierd met uitgezaagde ornamenten, Ionische colonetten en ander snijwerk. 

In de fries staat de tekst: "Tafereel van de cleermamakers ende lakenverkoopersgilde", met eronder een aantal Bijbelteksten.  In de zuiderkruisbeuk bevond zich het marmeren reliëf met teksten en beelden. Verder waren er veel versierde grafzerken te bewonderen

Restauraties voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog

In 1939 werden de eerste plannen voor de restauratie van de Grote Kerk, en in het bijzonder de toren, in Naarden opgesteld. Hiertoe werd aan architect L. Streefkerk gevraagd een kostenraming op te stellen (omstreeks 60.000 gulden). In 1941 werd, niet volgens dit plan maar om de bezoekers van de Matthäus Passion niet te laten verregenen,  het dak van de Grote Kerk waterdicht gemaakt.

De lekkage van het dak kwam mede doordat het dak was doorgezakt en in de loop der jaren ontdaan van honderden leien. De kerk was in een dusdanig deplorabele toestand dat grote brokken steen naar beneden dreigden te vallen. Weliswaar had men getracht waterschade tegen te gaan door gaten te dempen met asfaltpapier maar dit bood geen afdoende oplossing.  

Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog, in februari 1940, trof men beschermingsmaatregelen ten aanzien van de Grote Kerk. Dit werk kostte 10.400 gulden en werd uitgevoerd door de firma B. Jurriëns. 

Deze beschermingsmaatregelen bestonden uit het verwijderen der gewelfbeschilderingen, het maken van brandputten in de tuin van de kerk, fabriceren van een scherfvrije schuilplaats in een van de zijbeuken, waarin het koorhek kon worden geborgen en het aanbrengen van een brandvrije bedekking boven het orgel.  

Restauraties na de Tweede Wereldoorlog

Mr. J.M.L. Th. Cals, dan staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, deelde in 1952 aan de kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk te Naarden mede dat voor de restauratie van de Grote Kerk een subsidie zou worden verleend die vijftig procent van de restauratiekosten zou bedragen. Als voorwaarde werd gesteld dat de gemeente Naarden vijftien procentvan de kosten voor haar rekening zou nemen. De Raad van Naarden besliste vervolgens dat deze subsidie zou worden verleend. 

In 1959 nam de burgemeester van Naardenhet initiatief tot het vormen van een commissie die de restauratie van de Grote Kerk diende te bevorderen. Hij werd in dit voornemen gesteund door de kerkvoogdij der Nederlands Hervormde Gemeente.  In de commissie namen ook kerkelijke en burgerlijke autoriteiten en de Nederlandse Bachvereniging zitting. De Bachvereniging kwam met het voorstel voortaan de bezoekers van de jaarlijkse uitvoeringen van de Bachvereniging om financiële steun te vragen. 

De commissie vroeg nu aan Ir. J. Krüger, architect te Voorburg, een plan met kostenraming op te stellen. 

Pas in 1962 stelde het College van Burgemeester en Wethouders de gemeenteraad van Naarden voor een noodzakelijke restauratie van de toren van de Grote Kerk goed te keuren. Er waren weliswaar reeds langer plannen de gehele kerk te restaureren, maar in het voorstel van 1962 was nog slechts sprake van restauratie van de toren voor een bedrag van 387.000 gulden. 

Tijdens de latere restauratie vond men in 1974 een gotische preekstoel uit de zestiende eeuw, waar in latere tijden een renaissance-preekstoel omheen was gebouwd. 

 

 

 

 

In 1952 deelde de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, dan mr. J.M.L. Th. Cals, de kerkvoogdij der Nederlands Hervormde Kerk  te Naarden mede dat voor de restauratie van de Grote Kerk een subsidie zou worden verleend, die vijftig procent van de restauratiekosten zou bedragen. Als voorwaarde werd gesteld dat de gemeente Naarden vijftien procent bijdroeg.  

De restauratie vond plaats op basis van zeer gedetailleerde tekeningen, die in het midden van de zeventiende eeuw op last van Koning Lodewijk de Veertiende werden vervaardigd. De Koning deelde deze opdracht uit met de bedoeling dat de tekeningen zouden dienen ter oriëntatie van zijn leger tijdens veroveringstochten.