Familie en naamgeving

Jacob Eliza Boddens Hosang (Apeldoorn, 27 augustus 1899 - Utrecht, 19 juni 1958) was de zoon van Albert Adriaan Hendrik Hosang (1867-1924), burgemeester van Blaricum,  en Johanna Wilhelmina Constance Boddens (1870-1939).  De achternaam Hosang werd bij Koninlijk Besluit van 31 oktober 1900 veranderd in Boddens Hosang.

De moeder van Boddens Hosang was een nicht van de bekende Duitse natuurkundige en Nobelprijswinnaar  Wilhelm Conrad Röntgen. De broer van zijn vader was Johannes Martinus Hosang, consul-generaal der Nederlanden in Genua. 

Boddens Hosang trouwde op 3 januari 1929 in Bussum met Francina Jacoba Wilhelmina van Dishoeck (1904-1958).  Het echtpaar kreeg een zoon, Johan Frederik (1929) en twee dochters. 

Vroege periode en functies

Boddens Hosang volgde de vijfjarige Gooische Hogere Burgerschool en werkte van 1921 tot 1925 als surnumerair der registratie en domeinen te Hilversum. 

Na deze periode was hij van 1925-1928 actief als volontair op de secretarie (gemeenteadministratie) van Bussum, lid van de gemeenteraad in Laren voor de  Christelijke Historische Unie (CHU) en van het Bestuur van de Vereniging voor Armenzorg in Laren.

In deze periode gaf hij namens de CHU ook lezingen, onder meer over het Koningshuis. 

Daarnaast was Boddens Hosang namens de gemeente Laren commissaris van het St. Jansziekenhuis, voorzitter van de plaatselijke Landstormcommissie, plaatselijk leider van de Bijzonder Vrijwillige Landstorm, afdeling Laren, Blaricum en Eemnes, commandant van de burgerwacht, secretaris van de Kring Gooiland van de Bond van Burgerwachten, secretaris van het College van Kerkvoogden en administrerend kerkvoogd  bij de Nederlands-Hervormde Gemeente. 

Overige functies die hij bekleedde waren arbiter van de Eerste Nederlandse Maatschappij voor ziekenhuisverpleging, secretaris van de Nationale Bond tegen Revolutie, secretaris van de afdeling Noord-Holland van de Christelijke Historische leden van gemeentebesturen en secretaris van de afdeling  Laren-Blaricum van de Hervormde Krankzinnigen verplegingen. 

Burgemeester van Woubrugge

Boddens Hosang werd bij Koninklijk Besluit van 27 oktober 1928 benoemd tot burgemeester van Woubrugge en op 7 november 1928 in die functie in Den Haag beëdigd.  Hij was toen 29 jaar en daarmee de jongste burgemeester van Zuid-Holland. 

Boddens Hosang  en zijn dan nog verloofde werden met veel ceremonieel door een commissie der  burgerij van het station in Leiden opgehaald  en in een triomftocht naar en door Woubrugge gevoerd.

In deze tijd werd hij tevens aangesteld alst ambtenaar van de burgerlijke stand en met ingang van 1 mei 1929 benoemd tot secretaris. Gedurende deze jaren bleef Boddens Hosang een groot voorstander van de burgerwacht; zo sprak hij tijdens een spreekavond in het St. Vitusgebouw in Bussum tijdens een bijeenkomst van de burgerwacht:

"Het heeft mij verbaasd dat in 1931, nu dertien jaren na het sluiten van de wereldvrede, nog moet worden gesproken over het nut van burgerwachten. Volken strijden nog steeds tegen elkaar om niet onder te gaan in concurrentiestrijd. En daarom is het een gebiedende eis eenheid te zoeken van Dollart tot Schelde." 

 Burgemeester van Naarden 

Boddens Hosang werd bij Koninklijk Besluit met ingang van 1 januari 1935 benoemd tot burgemeester van Naarden, met gelijktijdige toekenning van eervol ontslag als burgmeester van de gemeente Woubrugge.

Hij verkreeg op 2 juli van datzelfde jaar van een  afgezant van de regering van Tjecho-Slowakije de medaille van de universiteit van Bratislava voor het vele dat hij voor Tjecho-Slowakije in Naarden had gedaan. Daarmee werd mede de opening van het Mausoleum van Comenius bedoeld. 

Boddens Hosang organiseerde, samen met zijn echtgenote, in 1938, de opname van de eerste, uit Duitsland afkomstige,  27 joodse vluchtelingenkinderen. Zij werden ondergebracht in het Burgerweeshuis, dan sinds enige jaren buiten de oorspronkelijke werking gesteld.

De Weeshuiskazerne was niet het enige militaire bouwwerk dat buiten werking werd gesteld. De gemeenteraad van Naarden gaf indertijd namelijk ook toestemming de Naardense vestingwallen te doorbreken. 

Dit gebeurde tijdens een plechtigheid, waarbij het college van Burgemeesters en Wethouders, gemeentearchitect Deenik en de opzichter der fortificaties, de heer Sparenburg, aanwezig waren. 

Wethouder van Openbare Werken J.A.M. Kuyer wierp de eerste schop zand in de vestinggracht, waarna ook de zoon van oud-burgemeester Van Wettum, naar wie de nieuwe weg door de vestinggracht genoemd zou worden, een schop zand in het water wierp. 

In deze periode (1938) werden door Boddens Hosang ook het nieuwe zwembad en de huisvlijttentoonstelling in Naarden geopend benevens de eerste steen gelegd voor het Diaconessehuis in Naarden (tegenwoordig verpleeghuis Naarderheem).   

Tweede Wereldoorlog

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak kwam de Raad van Naarden in een spoedeisende zitting bijeen. 

Als enig punt op de agenda stond een voorstel van Burgemeesters en Wethouders tot overdracht van de bevoegdheden van de Raad aan B&W.  

Tijdens deze vergadering hield Boddens Hosang een toespraak, waarin hij verklaarde dat hij de behoefte voelde om het contact met de burgerij te bewaren en de offers die waren gebracht te herdenken.

Hij zei: "Vele van onze ingezetenen hebben gelukkig het leven ervan afgebracht terwijl anderen nog in martelende onzekerheid verkeren." Zijn medeleven ging naar beiden uit. 

Boddens Hosang uitte tevens zijn bewondering voor de vestingbewoners, die hun huizen hadden verlaten toen het evacuatiebevel hen daartoe had aangezet. Hij bedankte allen die deze mensen in hun woningen hadden opgenomen en deed een beroep op inwoners zich bij de luchtbeschermingsdienst te melden. 

Boddens Hosang werd met ingang van 1 januari 1941 opnieuw tot burgemeester van Naarden benoemd maar werd echter uit die functie met ingang van 4 april 1942  door de commissaris-generaal voor bestuur en justitie ontslagen, gearresteerd en vervolgens opgesloten in de gevangenis in Amsterdam.

Deze detentie werd gevolgd door een opsluiting als gijzelaar in het kamp St.-Michielsgestel. Uiteindelijk werden Boddens Hosang en zijn gezin in 1944 uit de provincie Noord-Holland verbannen. 

Burgemeester van Doetinchem

Na de Tweede Wereldoorlog was Boddens Hosang eerst werkzaam als waarnemend burgemeester van Huizen en werd hij met ingang van 20 april 1946 opnieuw tot burgemeester van Naarden benoemd.  

Bij zijn vertrek als burgemeester van Naarden werd over Boddens Hosang geschreven: "Hij ging op hartelijke en joviale wijze met zijn gemeenteambtenaren om en zijn gemoedelijke en dikwijls geestige  wijze van vergaderen droeg er veel, zo niet alles toe bij, dat de vrede tussen alle partijen bewaard bleef. De goede sfeer die in de Naardense raad heerste was aan zijn leiding te danken."

In  juni 1947 werd hij, inmiddels lid van de PvdA, aangesteld als burgemeester van Doetinchem. Daar was een speciale reden voor. Boddens Hosang zelf zei hierover: "Ik heb er behoefte aan om daadwerkelijk deel te nemen aan de wederopbouw van Nederland en daarom heb ik getracht burgemeester te worden van een door oorlogshandelingen zwaar getroffen gemeente, waar iets te doen valt.

Middelburg was mijn eerste poging, daar kwam ik  slechts als tweede voor in aanmerking, Wageningen kwam hierna en bij Doetinchem als derde is het mij gelukt. Indien het waar is dat er een grens wordt getrokken tussen het westen en de rest van Nederland dan behoren wij in het westen eraan mee te werken dat die grens verdwijnt."  In zijn functie als burgemeester van Naarden werd hij opgevolgd door Jurjen Visser

Boddens Hosang vierde in 1953 dat hij toen al een kwart eeuw als burgemeester werkzaam was. In een bijzondere raadsvergadering werd hij toegesproken door locoburgemeester J.M.J. Ketelaar en bood een speciaal voor deze gelegenheid samengestelde commissie hem een geschenk aan. 

Overlijden en begrafenis

Bodens Hosang overleed, na een langdurig ziekbed, hij leed aan bloedvatvernauwing, op 58-jarige leeftijd, in het Stads- en Academisch Ziekenhuis in Utrecht. Sinds augustus 1957 had hij slechts sporadisch zijn werkzaamheden hierdoor kunnen vervullen. 

Zijn begrafenis vond op maandag 23 juni 1958 op de dan Nieuwe Algemene Begraafplaats in Naarden plaats. 

In zijn functie als burgemeester werd hij opgevolgd door oud-burgemeester van Enschede M. van Veen, die hem tijdens zijn ziekte al gedurende langere tijd had vervangen.

Boddens Hosang was officier in de Orde van Oranje-Nassau (30 april 1958), een onderscheiding die hem in het ziekenhuis werd uitgereikt, en ridder in de Orde van de Witte Leeuw van Tjecho-Slowakije (2 juli 1935). Daarnaast bezat hij de gedenkpenning van de Universiteit van Bratislava.