Inleiding

toen uit proefboringen in 1896 bleek dat het grondwater rond de lokatie van de latere watertoren in Bussum van zeer goede kwaliteit was werd de Bussumse Waterleiding Maatschappij opgericht. 

Bij raadsbesluit van 18 juni 1896 verleende de Gemeenteraad van Bussum aan de heren Th. A. van den Broek en G.W. van Barneveld Kooy een concessie tot het maken van prise d'au (puttenveld) en de bouw van een watertoren (maar zonder reservoir) en een pompgebouw voor stoommachines.

Van den Broek en Van Barneveld Kooy droegen met toestemming van de Gemeente Bussum deze concessie over aan dIndustriële Maatschappij, waarvan Van Barneveld Kooy en D.J. van der Honest directeuren waren. 

Ingenieur H.P.N. Halbertsma uit Den Haag, adviseur van de Industriële Maatschappij uit Amsterdam, ontwierp de toren en aanliggende werken en had tevens de leiding over de bouw. De aanbesteding daarvan liep door langdurige onderhandelingen grote vertraging op en kon pas op 11 juni 1897 gerealiseerd worden.

De prise d'eau was gelegen  op een nog niet ontgonnen heideveld, niet ver van Bussum gelegen, tussen de Bussummer Grintweg en de Oosterspoorlijn. De watertoren werd op hetzelfde terrein als de werken van aanleg geplaatst maar ligt, omdat het gedeelte van het terrein waarop de inrichtingen voor de prise d'eau waren aangelegd, belangrijk hoger en op het niveau van de straatweg naar Hilversum. 

Winning van water

Het water werd uit 6 putten gezogen en met buisgeleidingen naar het machinegebouw gebracht. De putten waren 24 meter diep en zogen het water over een omtrek van 20 meter volledig op. De buisgeleding werd nu luchtledig gezogen en het water naar een ketel gebracht, van waaruit het naar een tweede ketel overgebracht werd. 

Van hieruit ging het water met pers- en luchtpompen door een reservoirketel naar de watertoren. Op deze wijze behoefde het geen enkel zuiveringsproces te doorlopen.

De watervoorraad in het plaatijzeren hoogreservoir van de watertoren was bestemd als buffer en leverde de druk op de waterleiding. Apotheker C.J. Koning gaf indertijd een attest af dat het water uitmuntend als drinkwater geschikt was. Het reservoir, ontworpen volgens het systeem van professor Intze te Aken,  bestond uit een cylindervormige wand, kon 200.000 liter water bevatten en was te bereiken via een trap met 132 treden. 

De pompwerken stonden telefonisch in verbinding met het kantoor der waterleiding in Bussum. 

De toren

De toren is van solide metselwerk en de hoofdingangsdeuren werden van blank eikenhout vervaardigd, waarboven een timpaanvulling met het wapen van Bussum, geflankeerd door een symbolische voorstelling van figuren die het water uit de toren opnemen.  

Boven de ingang, aan de binnenzijde van het gebouw, was een marmeren plaat aangebracht met daarop in gouden letters de tekst: "Deze waterleiding is gebouwd door de De Industriële Maatschappij, gevestigd te Amsterdam, directeuren G.W. van Barenveld Kooy jr. en D.J. van den Honert in de jaren 1897-1898 en werd op 14 mei 1898 geopend door jhr. R. van  Suchtelen v.d. Haare, burgemeester van Bussum".  

Op 14 mei 1898, toen het pijpenstelen regende, werd de Bussumse watertoren geopend. Bekende namen bij de openingsceremonie waren: burgemeester jhr. R. van

Suchtelen van den Haare, Frederik van Eeden, J.P.J.H. Clinge Doorenbos (vader van de omgekomen vlieger  Jan Jaap Clinge Doorenbos), H.J. Schimmel, J.H. Biegel en J.C. Loman. 

In 1967 werd de bovenkant van de watertoren gemoderniseerd en bracht men een metalen "mantel" aan, omdat er stenen naar beneden vielen. 

De watertoren was tot 1994 in gebruik. Vanaf die tijd wilde het Provinciaals Waterleidingbedrijf Noord-Holland van de toren af. De watertoren werd uiteindelijk aan het Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie verkocht, die het gebouw in 2004 ingrijpend verbouwde.  


 
 

 

f