Studie aan de Polytechnische School

Jacques Julius Israëls (Groningen, 1 oktober 1858 - Bussum, 15 november 1905) was de zoon van Louis Israëls en Esther de Jongh.

Hij volgde de Hogere Burgerschool (HBS) in Groningen.Israëls behaalde zijn diploma in juli 1876 en vervolgde toen zijn studies aan de Polytechnische School in Delft. Hij woonde toen aan de Oude Delft nummer 66. Hij schreef in deze periode de tekst voor een Nederlandstalig studentenlied dat het "Io Vivat" zou kunnen vervangen. 

"Studenten zingt, zingt luid en blij van harte;

Een lied zij 't beeld van uw jonge kracht;

De wereld heeft nog niet door leed en smarte;

In uw gezang een wanklank gebracht."

Israëls behaalde zijn diploma, dat hem erkende als civiel ingenieur, in 1881. 

Werkzaamheden in Egypte en de Verenigde Staten

Israëls was van 1882 tot 1888 werkzaam bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.) Deze firma belastte hem onder meer met de bouw van de stations in Delft en Schiedam. Israëls was, wat het stationsgebouw in Delft betreft, vooral verantwoordelijk voor de aanleg van de tunnel (1885). Daarnaast werkte hij mee aan een standaardwerk over waterbouwkunde en spoorwegen. 

Israëls reisde in 19 april 1889, samen met zijn collega C. Groll, naar Egypte. Onder leiding van civiel-ingenieur R.A.J. Snethlage zouden zij gedurende een periode van drie maanden een uitgebreid onderzoek naar de spoorwegaanleg in dit land voorbereiden.

Het geheel werd gefinancieerd door een consortium van Berlijnse bankiers. Hun doel was daar spoorwegen aan te leggen.

In 1894 vertrok het in drietal naar de Verenigde Staten, naar Kansas-City en Chicago, om zich op die plaatsen eveneens met spoorwegzaken bezig te houden. 

Aan zijn werk in Amerika kwam een einde in 1890, toen hij wegens ziekte naar Nederland terugkeerde. Pas vier jaar later was hij voldoende hersteld om zijn werkzaamheden in de Nieuwe Wereld de dan komende tien jaar voort te zetten. 

Israëls was onder meer betrokken bij projecten in Chicago, Pueblo en Denver. In 1904 dwong zijn zwakke gezondheid hem opnieuw alle arbeid te staken. Hij overleed een jaar later op 47-jarige leeftijd in Bussum en werd begraven op de Algemene Begraafplaats aldaar. 

Wetenschappelijk werk

Israëls schreef diverse artikelen in het tijdschrift "De Ingenieur". In 1889, in  nummer 46, wijdde hij een stuk aan de glijdende spoorlijn in Londen, waar hij diverse kanttekeningen bij plaatste. Deze glijdende spoorlijn, al in 1862 uitgevonden, kwam pas tijdens de Grote Wereldtentoonstelling in Parijs in een bredere belangstelling te staan. 

De principes waarop de glijdende spoorlijn berustte waren de volgende. 1. De trein zou op een dun waterkussen voortglijden. 2. De trein zou voortstuiven door de stoot van horizontale waterstralen die uit pijpen geworpen werden, die zich van afstand tot afstand op de weg bevonden.

Israëls kritek betrof met name de benodigde gecompliceerde installaties op de weg, het onderhoud en de exploitatie. Hij schreef verder in "De "Ingenieur" (hij was toen werkzaam in Denver) een artikel over het slagen van Nederlandse ingenieurs in de Verenigde Staten.

Hij achtte de kans op succes uiterst gering. Mede doordat hij vond dat de scholen voor de opleiding van ingenieurs in de Verenigde Staten het niveau van de Delftse opleiding ver overtroffen.

Artikelen

  • 1888. De Ingenieur. "Het nieuwe stationsemplacement te Schiedam";
  • 1889. De Ingenieur. "De spoorwegbouw op de Parijse Tentoonstelling";
  • 1889. De Ingenieur. "De glijdende spoorweg, systeem Girard-Barre op de Wereldtentoonstelling te Parijs (met plaat)";
  • 1890. De Ingenieur. "De Transkaspische spoorweg door Swazieland (met plaat)";
  • 1905. De Ingenieur. "Toezicht op de spoorwegen in de Verenigde Staten van Noord-Amerika".