Leo Peltenburg (Haarlem, 22 juni 1872 - Bussum, 23 oktober 1955) was de zoon van Hubertus Thomas Peltenburg en Johanna Hamakers. Hij trouwde in 1872 met Josephine Rogmans. Het echtpaar kreeg twee kinderen. 

Peltenburg emigreerde op 19-jarige leeftijd naar Rusland. Hij leerde daar de houthandel kennen. Zijn interesse lag met name in de aankoop van boslandgoederen en bosontginningen. De handel waarin hij steeds meer bedreven werd was die van houtexport overzee. 

Peltenburg werkte daarnaast als deskundige op dit handelsvlak bij de Russische Staatsbank en de Wolga Kama Kommerzbank en was lid van het Escompto-comité. Na de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie keerde hij terug naar Nederland (Den Haag). 

Hij stichtte aan de Korte Vijverberg een Naamloze Vennootschap, die als intermediair voor de houthandel optrad.Later verhuisde het hoofdkantoor naar Amsterdam. Na zijn terugkeer naar Nederland ondernam Peltenburg diverse buitenlandse reizen, waaronder naar Rusland en de Verenigde Staten.

Peltenburg vestigde zich later in Bussum, waar hij aan de Nieuwe 's-Gravelandseweg nummer 54 woonde. Hij overleed in oktober 1955 op 83-jarige leeftijd en werd in het familiegraf op de Rooms-Katholieke begraafplaats St. Vitus begraven.