Opleiding

Michiel Nassau Noordewier (Dordrecht, 23 januari 1868 - Hilversum, 14 januari 1942) was de zoon van dr. Hendrik Jan Nassau Noordewier en Antje Pieters Helder. Hij trouwde op 11 juli 1893 met Aaltje Reddingius (1868-1949), zijn achternichtje en later een bekende sopraan en zangpedagoge. Zij kregen twee zonen. 

Nassau Noordewier volgde het gymnasium te Delft maar bracht daarnaast veel tijd door bij de tekenlessen van Adolf Le Comte, die deze gaf aan de polytechnische school in Delft. 

Hij studeerde vervolgens klassieke letteren aan de Universiteit van Leiden en behaalde op 21-jarige leeftijd zijn doctoraalexamen.

Hierna nam hij een functie als leraar klassieke talen aan bij het gymnasium in Delft, waar zijn vader indertijd werkzaam was als rector.

Nassau Noordewier promoveerde op 14 maart 1891, kort na zijn 23ste verjaardag, op de dissertatie "Methaphorea Aristophaneae", een studie over Aristophanes, een Griekse dichter, tot doctor in de klassieke letteren.

Klassieke talen versus kunst

In zijn functie als docent was Nassau Noordewier echter niet gelukkig omdat het hem niet gelukte, hij was onder de invloed van de stroming der Tachtigers geraakt, met de dan volgens hem heersende sleur in het onderwijs der klassieken te breken. 

Die onvrede werd niet alleen bij Nassau Noordewier manifest maar het raakte ook zijn repetitorvrienden Herman Gorter, Alphons Diepenbrock en H.J. Boeken. 

Invloedrijke personen die in die tijd tot zijn intieme vriendenkring behoorden waren de schrijvers Kloos en Van Deyssel en de schilder W.B. Tholen, wat veel van de onlustgevoelens van Nassau Noordewier verklaarde. 

Aldus besloot hij dat hij in zijn werk als gids niet voldoende werd gewaardeerd en besloot van het schilderen zijn beroep te maken.

Nassau Noordewier vertrok naar Parijs, waar hij onder meer nauw samenwerkte met de kunstenaar M.W. van der Valk en schilderes Sara de Zwart. Na terugkeer uit Parijs bezat hij achtereenvolgens schilderateliers in Amsterdam, Delft en Den Haag. 

Terugkeer naar de Griekse en Latijnse taal

In deze tijd trouwde Nasau Noordewier met Reddingius en vestigde zich in Hilversum. Hij werkte hier als repetitor en schilderde daarnaast veel. Na de Eerste Wereldoorlog, toen de vraag naar zijn schilderkunst afnam en ook het repetitorschap niet genoeg meer opleverde nam Nassau Noordewier in 1920 een vaste betrekking als leraar Grieks en Latijn bij het Christelijk Lyceum te Bussum.aan.  

Daarnaast leidde hij leerlingen voor het staatsexamen op aan het Instituut Demmink en de Godelindeschool in Hilversum.

Zijn vaste baan aan het Christelijk Lyceum moest hij in 1933 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd gedwongen opzeggen, hoewel hij zo nu en dan nog waarnam voor een zieke collega.

Bij zijn afscheid zei hij: "dat hij voor zijn leerlingen de dode talen springlevend had gemaakt, wat hij kon doen doordat in hem leraar en kunstenaar samengingen". 

Latere leven

Nassau Noordewier wijdde zich nu weer volledig aan de schilderkunst en het lezen van zijn geliefde schrijvers, de Tachtigers. 

Hij stond vooral bekend om zijn landschapsschilderingen en was lid van de Vereniging van Beeldende Kunstenaars "Laren-Blaricum", voorzitter van de Vereniging van Beeldende Kunstenaars Hilversum en exposeerde zijn werken onder meer op de tentoonstelling van St. Lucas te Amsterdam.

Nassau Noordewier overleed op dinsdag 14 januari 1942 op 73-jarige leeftijd in het Diaconessenhuis in Hilversum. Na een rouwdienst, waarbij Anthon van der Horst het orgel bespeelde, werd hij in stilte op de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Bosdrift in Hilversum begraven. 

Na zijn dood werd een hommage aan de overledene gebracht tijdens een tentoonstelling in de kunstzaal van Hotel Hamdorff. Vier van zijn werken werden geflankeerd door zijn portret, geschilderd door de kunstenaar Karel Koster.